In het licht van artikel 51h lid 2 Sv zijn recentelijk twee uitspraken gepubliceerd. Dat artikel luidt als volgt: “Indien een bemiddeling tussen het slachtoffer en de verdachte tot een overeenkomst heeft geleid, houdt de rechter, indien hij een straf of maatregel oplegt, daarmee rekening”.
De Hoge Raad heeft zich uitgesproken over de uitleg van art. 51h lid 2 Sv. Het hof Amsterdam sprak zich uit over een geval van aanrijding onder invloed.
Ook in eerdere uitspraken heeft u al kunnen lezen dat er bij het opleggen van een straf of maatregel rekening werd gehouden met een geslaagde mediation door de rechter.
Uitspraak Hoge Raad d.d. 15 oktober 2024 – Uitleg art. 51h lid 2 Sv
Door de Hoge Raad is medio oktober een uitspraak gedaan waarbij uitleg wordt gegeven aan art. 51h lid 2 Sv.
Verdachte werd veroordeeld voor dood door schuld in het verkeer waarbij hij de plaats van ongeval had verlaten. Vriendin van verdachte is hem daar komen ophalen. Terwijl de politie naar de verdachte op zoek was, werden de kleren die de verdachte tijdens het ongeval droeg gewassen en gedroogd en heeft hij naar eigen zeggen uit schrik alcohol en cocaïne gebruikt. Deze handelingen duiden volgens het hof op berekenend gedrag.
Tussen verdachte en nabestaanden had een mediationtraject plaatsgevonden. Het hof sprak zich daar als volgt over uit: “Hoewel het hof waardeert dat de verdachte deze mogelijkheid voor de nabestaanden heeft gecreëerd, kent het hof hieraan in dit geval per saldo geen strafverlagende betekenis toe. Bij dit oordeel speelt de ernst van de feiten een doorslaggevende rol.”
In hoger beroep geeft de Hoge Raad uitleg aan art. 51h lid 2 Sv. Zij spreekt uit dat het artikel tot uitdrukking brengt dat de rechter bij de beslissing over oplegging van een straf of maatregel acht slaat op de omstandigheid er een overeenkomst tot stand is gekomen tussen het slachtoffer en de verdachte als gevolg van de bemiddeling (mediation in strafzaken). Een al dan niet tot stand gekomen overeenkomst kan namelijk een relevante omstandigheid zijn voor de beslissing over de oplegging van een straf of maatregel.
Verder noemt de Hoge Raad:
“Het is daarbij mede afhankelijk van de aard van de bemiddeling en de inhoud van de overeenkomst of en, zo ja, in welke mate aan die totstandkoming in de concrete omstandigheden van het geval gewicht toekomt bij de oplegging van een straf of maatregel. Algemene regels kunnen hiervoor niet worden gegeven.”
Dat hiervoor geen algemene regels kunnen worden gegeven, wordt ook weergegeven in de uitspraak van het hof: de ernst van de feiten woog in die zaak zwaarder dan het gegeven dat mediation had plaatsgevonden.
Uit art. 51h lid 2 Sv en uit de wetsgeschiedenis van die bepaling volgt dus niet dat de rechter steeds verplicht is om vanwege de totstandkoming van een overeenkomst (na bemiddeling/mediation) tot strafverlaging over te gaan.
Lees de gehele uitspraak hier.
Uitspraak hof Amsterdam d.d. 10 oktober 2024 – Materieel strafrecht
Na een aanrijding onder invloed heeft er een geslaagde mediation plaatsgevonden tussen de verdachte en het slachtoffer. In eerste aanleg is er een (deels voorwaardelijke) gevangenisstraf opgelegd. In hoger beroep legt het hof een (onvoorwaardelijke) vrijheidsstraf op van (enigszins) kortere duur dan door de rechtbank is opgelegd.
“Het hof houdt – op de voet van het bepaalde in artikel 51h, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering – verder rekening met het feit dat de verdachte in is gegaan op de mogelijkheid van mediation tussen hem en het slachtoffer (tevens benadeelde partij) [benadeelde 1]. Deze mediation is geslaagd, zoals blijkt uit de slotovereenkomst van 29 juni 2023 die van het dossier deel uitmaakt. Door dit mediationtraject te doorlopen heeft de verdachte aangetoond verantwoordelijkheid te nemen voor hetgeen tussen hem en [benadeelde 1] heeft plaatsgevonden en heeft hij kunnen ervaren wat het effect op het slachtoffer is geweest van zijn strafwaardig handelen. De verdachte heeft hiervan geleerd en hij heeft zijn excuses aangeboden aan het slachtoffer. Ook heeft hij alle schade vergoed, hetgeen valt te prijzen. (…) De geschetste persoonlijke omstandigheden en het meedoen aan mediation spelen daarbij een rol.”
Lees hier de hele uitspraak.